De telefoon gaat. Aan de telefoon hoor ik de partner van een zwangere vrouw. Ik hoor onrust in zijn stem. Hij vertelt mij dat zijn vrouw twijfelt of ze de baby wel gevoeld heeft. Rustig stap ik uit bed, waarbij ik zie dat het al 00:40 uur is. Ze vertellen mij dat de baby vandaag rustiger was dan dat ze gewend zijn, maar vanaf een uur of 7 geen contact meer konden maken met de baby. We spreken af dat ik naar ze toe kom.
Het is rustig op straat in Rotterdam Zuid op dit tijdstip. De rust van de stad is mooi, zo sereen en stil. Er ontstaat dan altijd iets moois tussen de mensen die op dit tijdstip wel op straat zijn. Ik loop met mijn werktas op straat, en zie een van de weinige voorbijgangers in een werk uniform kijken naar mijn tas en zegt: ‘succes he!’. Ik kijk hem aan en zeg hetzelfde terug. Het is een soort verbondenheid die je hebt met de mensen die ook op pad zijn in de nacht. Mooi vind ik dat.
Hoe sereen de rust op straat is, hoe veel spanning ik voel bij het stel waar ik binnen stap. De zwangere vrouw vertelt dat ze zich zorgen maakt, omdat ze de baby minder goed voelt vandaag. Ze heeft vochtige ogen. Ik vraag haar rustig op bed te komen liggen en leg mijn handen voorzichtig op haar buik. Ze is gespannen, dat voel ik aan haar lichaam. Zachtjes vraag ik haar om rustig haar ogen te sluiten en langzaam en diep in te ademen. Om vervolgens bij het uit ademen alles los te laten. De zorgen, de spanning, de onrust en het lichaam zelf. Ze laat haar schouders rusten, haar voeten kantelen en ik voel haar buik zachter worden. Dan hoor ik haar zachtjes zeggen: ‘Kom maar meisje, laat je maar horen’. Ik voel haar handen bij mij aan sluiten op haar buik. Bij elke ademhaling voelt het lichaam meer ontspannen. En daar voelen we tegelijkertijd… de baby reageert. Er rolt een traan van opluchting over haar wang. ‘Je bent er.’